Vanmorgen, daags na de verkiezingen, heb ik aan de keukentafel gelachen om filmpjes die op sociale media voorbij kwamen. De filmpjes toonden meedogenloos beelden van kiezers en waarvoor ze stonden. De beelden waren dusdanig gemonteerd dat vooral de stupiditeit benadrukt werd. En het uiterlijk van de geïnterviewden. Hilarische televisie, mensen! Ik moest lachen om wonderlijke uitspraken, ik grinnikte om de personen in kwestie – geen van allen moeders mooiste en zeer onverzorgd.
‘AZC, weg ermee! AZC, weg ermee!’ riep een meisje in een vaalrode jas met een kraag van nepbont.
‘Waarom ben je tegen een AZC?’ vroeg de reporter van dienst.
Het meisje keek verbaasd de camera in.
‘Dat weet ik niet!’ lachte ze en ging door met scanderen.
Een ander filmpje betrof een jongeman die zei ‘gewoon tegen een ATC te zijn’. Toen de journalist vroeg wat een ATC was, reageerde de jongen wat geërgerd. Hij vond dat een domme vraag. Glimlachend nam ik een slok koffie en vroeg me af wat zijn vrienden van zijn tv-optreden zouden vinden.
Het allerergste filmpje betrof een man in een fluorescerend hesje – ik dacht te zien dat hij voor een plantsoenendienst werkte – die door anderen werd voorgezegd tegen asielzoekers te zijn. De man wist duidelijk niet wat zijn woorden impliceerden. Op de achtergrond klonk geschaterlach.
Toen ons jongste zusje drie was, kon ze nog niet de r zeggen.
‘Zeg ’s rur!’
‘Lul!’
Mijn broer en ik hadden de grootste lol en lieten haar daarna nog twaalf keer rur zeggen. Met verbaasde ogen lachte ons zusje lief mee.
Daagse na de verkiezingen zijn we opgelucht dat het oprukkend populisme in Nederland – en dus in Europa – een halt is toegeroepen. We zijn opgelucht dat de Simpelen der Geest niet de grootste partij zijn geworden. De Redelijkheid heeft gewonnen, de Intelligentia kraait victorie. We moeten ons schamen.
In een land waarin we ons zo vrij voelen dat we daar nauwelijks mee om kunnen gaan, zetten we elkaar weg als karikaturen. Staan we toe dat we elkaar beledigen, lachen we om andermans dommigheid en zwakheden zonder werkelijk te begrijpen wat de ander beweegt. We nemen niet meer de moeite het gesprek met elkaar te hebben zonder daarbij het onderlinge verschil uit te vergroten. We kennen elkaars onzekerheid niet, we wuiven andermans angsten weg als vreemd. We lachen elkaar daarom uit. En ik doe daar ook hard aan mee.
Gistermiddag sprak ik een man op een terras, ergens in het zonnige Arnhem, die zei op D66 gestemd te hebben. Vanwege hun grote ambities ten aanzien van het onderwijs in Nederland. Hij wees naar de kinderwagen.
‘Mijn dochtertje, net zeven weken oud, verdient het onderwijs waarin voorgegaan wordt dat het vanzelfsprekend is dat onze samenleving divers is. Dat er vele meningen zijn die er mogen zijn en dat die respectvol benaderd worden. De school heeft een belangrijk aandeel in het verkrijgen van een brede kijk op de wereld, waarin iedereen er zijn mag.’
Ik knikte en proostte met hem op de democratie.
De democratie is nog steeds een van de zwaarste pijlers van onze vrijheid. In navolging van Tim Hofman[1] vind ik ook dat de democratie uitbundig gevierd moet worden. En wel gelijk Koningsdag en Bevrijdingsdag, dagen waarop we ons laven aan vrolijkheid, harmonie en biologische wijn. Dat we gearmd, zij aan zij, man en vrouw, met of zonder migratieachtergrond, in driedelig pak of in een vaalrode jas met nepbont onze rechtsstaat koesteren.
Daags na de verkiezingen hoop ik dat er leiders opstaan die over ‘verbinden’ praten, over ‘harmonie’ en ‘gelijkheid’. En dat daar dan leuke filmpjes van worden gemaakt.
[1] Nos.nl – Artikel ‘We vieren alles, behalve de democratie: neem vrij’