Vroeger, toen er nog kuilen in de weg zaten, ben ik grootgebracht in de veronderstelling dat de ware heer in het verkeer de dame was. Toen ik de stelling voor het eerst hoorde, doorzag ik de diepere betekenis ervan nog niet. Ik was indertijd nogal jong en onwetend. Ik begreep de stelling niet en ook niet de kracht waarmee deze geponeerd werd. Want het waren veelal dames die dachten het andere geslacht hiervan te moeten overtuigen.
Ik begreep het niet, want mijn vader – veel meer referentiekader had ik toen nog niet – reed keurig, hield zich aan de snelheid en liet oude dametjes voorgaan. En als hij een goede dag had, nam hij zelfs zijn hoed af. Mijn vader was in het verkeer dus een dame, heb ik lang gedacht.
Heden ten dage ben ik er zelf een geworden. Overal en altijd laat ik mensen voorgaan, vaak tot groot ongenoegen van degene die achter mij staat. Vermoed ik ook maar enigszins dat iemand wil oversteken, ik stop direct. Wil iemand nog even voor mij langs om de laatste parkeerplaats te kunnen bemachtigen, lachend ga ik in de ankers. Ritsen? Ik zou het uitgevonden kunnen hebben.
Maar, lieve mensen, omwille van de mededames in het verkeer wil ik per direct afstand doen van de ridicule beeldspraak. Of deze zou moeten worden vervangen door een die de lading beter dekt. De ware heer in het verkeer anno 2018 is beslist niet de dame. Het zou teveel eer zijn. De dames van tegenwoordig zijn in het verkeer met heel veel zaken bezig, behalve met autorijden.
Zo ben ik onlangs – op de A50 – bijna op een bordeauxrode Metiz geknald. De bestuurder ervan had een gekozen snelheid die niet strookte met de adviessnelheid. Zij – het was een heuse zij – reed exact 89 kilometer per uur. Toen ik de auto verontwaardigd inhaalde, ontwaarde ik daarin een mevrouw – ver in de vijftig – met opgestoken haar en in grote paniek. De vele paardenkrachten, die zo’n Metiz kenmerkt, waren haar te machtig. Ze kon nauwelijks het stuur houden en durfde de weg voor haar niet meer los te laten. Ik vermoedde dat ze plankgas op weg was naar haar zieke moeder.
Afijn, eigenlijk is dit een verkeerd voorbeeld de metafoor ‘heer in het verkeer’ in ogenschouw nemend. De ergste dames in het verkeer zijn eigenlijk de moeders die hun kroost naar school brengen. Deze dames zijn altijd gespannen, daar zij ’s morgens te laat van huis vertrekken en niet de tijd nemen voor enig voedzaam ontbijt. En als het laatste wel het geval is, dan staande tegen het aanrecht.
Met hun dunne lippen, getrokken tot een venijnige streep, teisteren zij ’s Heren wegen als ware zij Formule 1-coureurs. Eerbare burgers moeten voor hun leven opzij springen. Niemand is het leven veilig als kinderen door deze dolle dames naar school moeten worden gebracht.
Zo heb ik eens vast gestaan in een wegversmalling, omdat de dame die mij tegemoet reed niet van zin was voorrang te verlenen. Door een dot gas te geven, kon zij nog net iets eerder de verkeersfuik in. Ik gaf echter geen krimp en reed – geheel tegen mijn damesnatuur in – onverstoorbaar door. Al gesticulerend reed zij, half over de verkeersheuvels, langs mij heen. Ze gaf me giftig tweemaal de vinger. Achterin zat een klein jongetje, haar zoontje vermoedelijk. In zijn droevige ogen las ik dat hij zijn razende moeder ook niet begreep.
Lieve mensen, inmiddels ben ik er uit: de ware heer in het verkeer is de heer.
Degene die dit nog wil tegenspreken, weet in haar hart eigenlijk wel beter.